Drie vragen over lobbyregulering in België

30/08/2016

Het is een klassiek spanningsveld in elke democratie: de vraag of we politici moeten zien als afgevaardigden die verplicht zijn om de wil van hun achterban te volgen of eerder als vertegenwoordigers die gekozen zijn om in steeds veranderende omstandigheden op hun eigen oordeel af te gaan. De eerste keer dat deze kwestie op scherp werd gezet was toen de oorlogsheld Tiberius Sempronius Gracchus in 133 v.C. als volkstribuun ijverde voor de herverdeling van Romeinse staatsgronden ten voordele van de gewone man. Aangezet door het patriciaat en rijke Italiërs gebruikte medetribuun Marcus Octavius echter zijn vetorecht in de volksraad waarop Gracchus hem liet wegstemmen. Hij vond immers dat Octavius de wil van het volk weigerde uit te voeren. Aangejaagd door bijkomend vuil spel raakten de verschillende belangen danig in conflict tot de aloude concordia tussen de stakeholders van de Romeinse maatschappij helemaal uit elkaar spatte. Na gestook binnen de Senaat werd Gracchus tijdens zijn herverkiezing op de Capitolijn door een knokploeg doodgeslagen met een stoelpoot. De Republiek zou nooit meer herstellen van de breuk tussen het volk en de bevoorrechte klasse die hen moest leiden.

In de westerse democratieën van vandaag zijn het bedrijven, vakbonden en een ecosysteem van maatschappelijke organisaties, brancheverenigingen en koepels die hun politieke wensen op tafel leggen. Aan de noodzaak van een stabiel evenwicht tussen ieders belang is de afgelopen eeuwen echter niets veranderd. Onderweg naar een oplossing raakt het politieke canvas al eens verkreukeld en net als in Gracchus’ tijd vallen daarbij woorden als cliëntelisme en het afkopen van clementie. Ook al reiken de zoeklichten van de media vandaag verder dan ooit, in de publieke opinie gaan dan telkens stemmen op om lobbyisten te reguleren. Het welslagen van dat verlangen hangt echter in grote mate af van de manier waarop drie kernproblemen daaromtrent aangepakt worden.

Ten eerste dient het toepassingsgebied afgelijnd en daarvoor is een eenduidige definitie van lobbyen en lobbyisten nodig. Gelet op de vrolijke chaos die al decennialang heerst onder academici die het onderwerp bestuderen lijkt dat allesbehalve voor de hand te liggen. Valt een evenement organiseren of een mediacampagne opzetten rond energiebezuiniging onder lobbyen? Zijn activisten, vakbonden of advocaten lobbyisten? Of burgemeesters?

De tweede vraag gaat over de componenten van een regulering. Daarbij moeten beslissingen genomen worden over de reikwijdte (enkel parlementsleden of ook kabinetsmedewerkers en ambtenaren van een bepaald beleidsniveau?) en de mate waarin informatie over lobbydoelen, opdrachtgevers, gecontacteerde beleidsmakers en financiering wordt verzameld en beschikbaar gemaakt. Bovendien moeten gedragsregels worden omschreven en een systeem voor handhaving uitgedacht. Ook hier is beginnen gemakkelijker dan slagen.

Initiatief is het derde en meest interessante onderwerp. Zowel de overheid als de lobbyisten zelf kunnen immers besluiten om reguleringstaken op zich te nemen. Hoe dan ook moet het resultaat daarvan fair zijn en zowel transparantie verhogen als integriteit stimuleren. De situatie in het buitenland toont aan dat men vaak uitkomt bij een vrijwillig of verplicht register dat door de overheid al dan niet online wordt beheerd, in combinatie met gedragscodes waaraan de sector zich onderwerpt. Zo is in Nederland de uitstekende beroepsvereniging BVPA al sinds 2002 actief terwijl het lobbydebat in de Tweede Kamer amper opschiet. In dat verband sprak NRC Handelsblad van ‘een tot mislukken gedoemde poging het onregelbare te regelen’. Frankrijk telt met AFCL en ARPP zelfs twee verenigingen maar de Loi Sapin II raakt niet rond. In Duitsland haalde de invoering van een lobbyistenregister begin juni geen meerderheid in de Bundestag. De Deutsche Gesellschaft für Politikberatung heeft wel haar kwaliteitsbewaking in detail geregeld en een puike gedragscode opgesteld. Andere Europese democratieën zoals Noorwegen, Zweden, Portugal of Spanje worstelen momenteel met de manier waarop ze met regulering van public affairs moeten omgaan. En de Europese Commissie heeft recent een consultatieronde afgerond om haar eigen rammelende Transparantieregister bij te sturen. Angelsaksische landen zoals de VS met hun beleidsbeïnvloeding via Political Action Committees (PACs), zijn trouwens al decennialang sterk gereguleerd.

In ons land is er vooralsnog niets in zicht, behalve een onevenwichtig wetsvoorstel rond defensiecontracten dat sinds maart 2015 circuleert. De vraag of belangenbehartiging in het algemeen gereguleerd moet worden, en vooral hoe, blijft vandaag dus onbeantwoord. In het tijdperk van de transparantie is dat minstens opmerkelijk te noemen. Op 30 en 31 augustus houdt de eind vorig jaar opgerichte Belgian Public Affairs Community (BEPACT) in Leuven een zomeracademie voor haar leden. Het lijkt de ideale gelegenheid om een helder statement te maken. Stoelpoten en dergelijke worden daarbij best achterwege gelaten.

een door de eindredactie ingekorte versie hiervan is verschenen in De Tijd op 30/08/16