Kerstnacht als geen ander
26/12/2006Er was een tijd dat ik ziek werd in de vakantieperiodes, maar mijn zoon heeft daar anders over beslist. Na weer eens een dag van monter zwoegen aan Vlaanderen in Actie, klapte ik dinsdag een eind na middernacht (dus in feite woensdag) mijn laptop dicht met een knagend gevoel ter hoogte van mijn hersenschors. De ochtendzon zou, eens ze ter kimme neigde althans, aan het licht brengen dat het licht snel weer ging doven, maar dan wel… ter hoogte van mijn hersenschors. Het schijnt dat L. me rond het middaguur wezenloos in de woonkamer aantrof met een al even zieke M. op de schoot. Op de Grote Dag (Mimi Lamote, zowat alle Vlaamse ministers en vlot 250 captains of society, waaronder nota bene Goedele Liekens en Ann Van Elsen; wie zou er tussen die twee gezeten hebben (cfr. mijn recentste blog)?). De Berchemse griep, onder medici gemeenzaam influenza baarchumina genoemd, hield me nog tot en met vrijdag in bed, slapend als een os en zwetend als een otter. Net op tijd weer gezond voor de eerste verjaardag van de uitvinder van de Berchemse griep.
Elk nadeel heeft zijn voordeel dat op zich al eens nadelig kan uitpakken. Het dag- en nachtritme van de herstelde grieplijder kan in die mate verschuiven dat bloggen na middernacht allesbehalve het kruis is dat een verse vader draagt in de eerste weken na de geboorte van zijn griepuitvinder. Ik herinner me hoe M. in die periode kampte met een verschoven dag- en nachtritme en daar uitdrukkelijk over communiceerde. Zijn vaders dag- en nachtritme interfereerde al gauw mee en omdat ik toen nog niet blogde, teisterde ik mijn collega’s op het kabinet met nachtelijk ge-e-mail (of hoe spel je dat?).
Maar ach, horen schrijvers niet ‘s nachts te schrijven en te schrappen, net als politici ‘s nachts horen te vergaderen? Vandaar ongetwijfeld dat ze een klassieke dagtaak niet zien zitten en het publieke mecenaat blijven verdedigen, de schrijvers niet de politici welteverstaan. Het doet me onmiddellijk aan Willem Elsschot denken, voor wiens Genootschap Yves op 27 januari 2007 de jaarlijkse rede houdt; het is trouwens ‘s avonds, niet ‘s nachts. Dat waren nog eens mannen. Werken en doen overdag, vader spelen wanneer nodig en schrijven als het kon. Jaja, hij heeft niet zoveel bijeen geschreven, maar wat een soortelijk gewicht. Meer dan één hedendaagse Vlaamse auteur mag er een voorbeeld aan nemen. Hoe komt dat toch dat veel van onze Vlaamse reuzen literatuur konden produceren en toch ook nog iets zinnigs presteerden voor hun medebelgen? Stijn Streuvels was bakker, Marnix Gijsen journalist, Elsschot een reclameman!
Maar terug naar het Vlaamse schrijversklad. Ze zijn er weer allemaal, om de eindejaarlijstjes op te leuken met hun inzichten. Maar hoera, ik lees Kristien (zou ze echt zo heten?) Hemmerechts zich afvragen of een schrijver soms niet beter “zijn pen aan de wilgen” kan hangen. Dan ken ik er nog een: Hugo Claus. Hij is het bijna levende bewijs dat schrijverspensioen meer zinnen heeft dan de literaire productie van Jef Geeraerts. Van Claus zegt de literaire wereld in Vlaanderen dat hij een monument is en dat wil ik wel geloven maar wat heeft de man de voorbije tien jaar gepresteerd op artistiek vlak? Nu goed, malle Hugo (let op, dixit W.F. Hermans zaliger) overschaduwt nog steeds moeiteloos de vele broodjesschrijvers in onze regio, die kruimels sprokkelen en ze in een zakje te koop aanbieden als ware het haute patisserie. Tom Naegels: berlijnse bollen! Kristien: glaceekes! Jef Geeraerts: een chocoladebroodje! (of een tom poes, zo u wil) Tom Lanoye: pain à la grècque!
Hoog tijd om zelf uit de pen te kruipen.
Maar dra schrijft u weder
Karel