Zina

28/10/2014

onderstaande tekst maakt deel uit van een ongepubliceerde epiloog voor Onder druk (2014)

‘Welke is de jouwe?’ vraagt een man die naast haar bankje is komen staan. ‘Die van mij heeft net zand over zijn eigen hoofd uitgekieperd.’

‘Die daar,’ zegt Zina. Ze wijst met haar arm gestrekt naar een kleuter die vanop zijn olifantschommel geboeid naar de zandbak kijkt. Het kind heeft zijn handjes op de bovenrand van de zeiloren gelegd.

‘Ik denk dat hij en Felix in dezelfde klas zitten. Hoe heet jouw zoontje?’

‘Jabir.’

‘De drakenklas, nee?’

Zina knikt. Zijn ogen kan ze niet zien achter die smalle zonnebril. Zorgvuldig getrimd baardje, parelmoerkleurig overhemd aan. Hij ziet er jong uit. En lief, vindt ze.

‘Ik ben Peter,’ zegt de man.

‘Zina,’ zegt ze terwijl ze hem vederlicht de hand schudt.

‘Zina,’ knikt de man. Hij proeft haar naam en gaat naast haar op het bankje zitten. ‘Wat een mooie naam is dat toch.’

Ze kijken hoe Jabir van zijn olifantje stuntelt en met dappere pasjes wegspurt. Zina komt langzaam overeind en wandelt op hem toe. De man loopt in de richting van de zandbak.

‘Kom, Jabir’ zegt Zina, ‘we gaan eens kijken wat er met Felix aan de hand is.’

Het mannetje knikt en begint vrolijk lachend aan Zina’s arm te trekken om haar tot spoed aan te zetten. Ze laat hem los en hij loopt op de zandbak af.

‘Ik zie ze vaak samen spelen na school’, zegt Zina. ‘Maar jou zie ik bijna nooit.’

‘Ik ben meestal nog op kantoor’, zucht de man. ‘Werk jij dan niet?’

‘Nee, niet echt…’, zegt Zina. ‘Ik ben aan het bekijken welke kant ik op ga.’

‘Leuk,’ zegt de man. Hij raakt zijn zonnebril aan en kijkt in de richting van de zon. En dan, luchtig: ‘Ontvang je nog?’

Zijn woorden jagen een koude stroom onder Zina’s huid door. Hij moet haar in de Didi Sai gekend hebben, jaren geleden. Misschien is hij zelfs een paar keer langsgekomen. Ze huivert.

‘In het geheel niet’, zegt ze afgemeten.

De man schrikt. ‘Het spijt me’, zegt hij snel. ‘Ik dacht…’

Zina is zelf ook in de war en roept Jabir.

‘We moeten gaan’, zegt ze.

Op straat babbelt Jabir over de klas en de juf. Zina probeert te luisteren. Morgen zal ze nadenken over de toekomst, morgen pas. Vanavond eet ze Libanees. Net als thuis, vroeger.