Spelvreugde

11/02/2008

Een verblijf op een kabinet kan korter duren dan verwacht maar dit belet geheel niet dat de dagen die men er doorbrengt zich langer dan gewild uitstrekken. Eén van de neveneffecten daarvan is dat je er heel wat interessante televisie door mist. Zo moet je dan vaststellen dat je bij thuiskomst rond half elf toch al twintig minuten “Belga Sport” hebt voorbij moeten aten gaan. Er was nochthans geen file tussen Brussel en Antwerpen, zou daarbij een misplaatste opmerking kunnen zijn. Erg, inderdaad, want vandaag kon de Canvas-kijker intens genieten van de voetbalspits Jan Mulder, die Anderlecht mooie zeges schonk in de eerste jaren zeventig van de vorige eeuw. Voetballers hadden toen nog namen als waren het familievaders. Georges Heylens, Wilfried Puis maar ook Pummy Bergholz, en dat is eerder een naam voor een cabaretier, toch?

Ooit gemist, dat zeker; nooit gemist, dat zelden, zo bleek. Ik mag Jan Mulder graag aan het woord zien. Een voetballer die schrijver wordt, een spits die spreekt; als hij praat, loop je door een herfstig bos, tegen de tijd in. Mulder voelde zich bij Anderlecht en in Brussel zo ontroerend goed in zijn vel, dat het pijn doet om hem meer dan dertig jaar later monkelend op de bank te zien zitten, aan het raam.  Dan toch nog op de bank, denk je dan. Daar hoort zo’n man niet thuis.

De korte carrière is het drama van de voetballer. Zou de lange carrière het drama zijn van de politicus? Of branden ook zij na tien jaar op in de stratosfeer en staan we daarna nog een hele tijd dicht bij elkaar omhoog te staren, bijna vergetend om te ademen. We vragen ons af waarom het zo kort was als het zo mooi leek.

Straks zijn het nog achtendertig dagen tot Goede Vrijdag. Het zal vast langer duren, vast wel. Nu die dagen nog wat korter.

 

U groet gelukkig nog lang

 

Karel